In een opwelling komt de straat in beweging
Het waaien van de wind duwt
hoge golven zwervend plastic
tegen de rand van de stoep
waarop ik zojuist loop.
Welke handen hebben losgelaten,
wiens ‘mijn’ heeft eens bezeten,
Scherf, tas, krat, kabel, afgescheurd
stuk net. Alles ooit samen een leven.
Ik loop door, toch
als de straat opnieuw begint te ruisen,
verbaas ik mij - over de willigheid waarmee alles zich -
voor een seconde of drie, vier -
van de grond laat tillen om zich daar
nog één keer groots te maken.
Vervlogen, holle wezens,
plooibaar door de wind vervoerd
en met de zwelling van het materiaal -
als een reactie die vaster is dan het materiaal op zich -
voor een paar tellen weer tot leven geblazen.